e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spier spier: spier (Venray) pees, spier [N 10 (1961)] III-1-1
spiertje trekken spiertje trekken: spierke trekke (Venray, ... ), touwtje trekken: toeke trekke (Venray) Door het trekken van de langste uit twee of meer stro/grassprietjes uitmaken, bepalen, wie iets, wat mogelijk is, moet doen. || Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] || Strootje, spiertje of lucifer trekken. III-3-2
spijbelen hegschool houden: hekschol haalde (Venray) spijbelen [SGV (1914)] III-3-1
spijkerbak nagelenbak: nē̜gǝlǝnbak (Venray) In vakjes verdeelde bak waarin de verschillende soorten spijkers en schroeven kunnen worden bewaard. [N 54, 23; monogr.] II-12
spijkerbroek spijkerboks: spijkerboks (Venray) Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)] III-1-3
spijkeren nagelen: nē̜gǝlǝ (Venray) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spijkerjas jeansjasje: jeansjeske (Venray), spijkerjasje: spijkerjeske (Venray) Spijkerjasje. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)] III-1-3
spijkerpak jeanspak: jeanspàk (Venray), spijkerpak: spijkerpàk (Venray) Spijkerpak. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)] III-1-3
spin spin: spen (Venray), spin (Venray) spin [RND], [SGV (1914)] III-4-2
spinnen spinnen: spenǝ (Venray), Veldeke 1979 nr. 1  spinnen (Venray) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || Hoe noemt u een snorrend, brommend geluid maken, van katten, meestal ten teken van welbehagen (korzen, spinnen, ronken, snurken, snorren, minzen) [N 83 (1981)] II-7, III-2-1