17569 |
spier |
spier:
spier (L210p Venray)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
spierke trekke (L210p Venray, ...
L210p Venray),
touwtje trekken:
toeke trekke (L210p Venray)
|
Door het trekken van de langste uit twee of meer stro/grassprietjes uitmaken, bepalen, wie iets, wat mogelijk is, moet doen. || Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] || Strootje, spiertje of lucifer trekken.
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
hegschool houden:
hekschol haalde (L210p Venray)
|
spijbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
32071 |
spijkerbak |
nagelenbak:
nē̜gǝlǝnbak (L210p Venray)
|
In vakjes verdeelde bak waarin de verschillende soorten spijkers en schroeven kunnen worden bewaard. [N 54, 23; monogr.]
II-12
|
18202 |
spijkerbroek |
spijkerboks:
spijkerboks (L210p Venray)
|
Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nē̜gǝlǝ (L210p Venray)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|
18203 |
spijkerjas |
jeansjasje:
jeansjeske (L210p Venray),
spijkerjasje:
spijkerjeske (L210p Venray)
|
Spijkerjasje. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18204 |
spijkerpak |
jeanspak:
jeanspàk (L210p Venray),
spijkerpak:
spijkerpàk (L210p Venray)
|
Spijkerpak. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
24379 |
spin |
spin:
spen (L210p Venray),
spin (L210p Venray)
|
spin [RND], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
spenǝ (L210p Venray),
Veldeke 1979 nr. 1
spinnen (L210p Venray)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] || Hoe noemt u een snorrend, brommend geluid maken, van katten, meestal ten teken van welbehagen (korzen, spinnen, ronken, snurken, snorren, minzen) [N 83 (1981)]
II-7, III-2-1
|