29824 |
bleke steen |
(een) bleke:
bliǝkǝ (L210p Venray)
|
Metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [N 98, 165; S 37; monogr.; N 30 add.]
II-8
|
19344 |
blij |
blij:
blie (L210p Venray),
bliej (L210p Venray)
|
blij [SGV (1914)]
III-1-4
|
24978 |
blijven hangen, blijven plakken |
blijven:
blieve (L210p Venray)
|
ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
(dor) blieve (L210p Venray),
wachten:
waag te (L210p Venray)
|
ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22049 |
blijvende ontkleuring van een oog |
verkleurd oog:
verkleurd oēēg (L210p Venray)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: blijvende ontkleuring van de ogen door pokken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18109 |
blikaars |
bikaars:
bikkers (L210p Venray),
uitslag:
uutslág an t achterwaerk (L210p Venray)
|
Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker(d), blik, smet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (L210p Venray),
(wolk naar aarde)
bliksem (L210p Venray),
weerlicht:
werlicht (L210p Venray),
wèrlicht (L210p Venray),
wérlich(t) (L210p Venray),
wɛ:rlixt (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
bliksem [SGV (1914)] || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || bliksemflits, weerlicht || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] || het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|
19371 |
bliksemafleider |
bliksemafleider:
bliksemáflejjer (L210p Venray),
bliksemtrekker:
bliksemtrekker (L210p Venray)
|
bliksemafleider
III-2-1
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
⁄bliksemt (L210p Venray),
weerlichten:
’t werlicht (L210p Venray)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|
31184 |
blikslager |
blikslager:
blekslē̜gǝr (L210p Venray),
blękslāgǝr (L210p Venray),
blękslē̜gǝr (L210p Venray)
|
Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.]
II-11
|