e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuntelen aantoddelen: ántoddele (Venray), frotten: frotte (Venray), frotten (Venray), plaren: cf. WNT XII-1 kol. 2160-2162 s.v. "pladeren - plaaieren - plaren"in oorspr. bet. "beuzelen  plaare (Venray), toddelen: toddele (Venray) moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)] || stuntelig in elkaar knutselen, in elkaar prutsen || stuntelig werken III-1-4
suiker suiker: soeker (Venray), Ge vángt mieër vli‰ge mit n lepelke soeker as mit n tas eek: met zachtheid bereikt men meer, dan met gestrengheid Vreeje is net soeker: nie zó zuËt, már wel zó geráffenieërd  soeker (Venray) suiker [SGV (1914)] III-2-3
suikerbiet suikerbiet: sukǝrbit (Venray) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suikerklontje klontje: kleuntje (Venray, ... ), Zó klaor as n kleuntje: volkomen duidelijk zijn  kleuntje (Venray), suikerklontje: soekerkleuntje (Venray) blokje candijsuiker || klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)] || suikerklontje III-2-3
suikeroom suikeroom: soekeroewem (Venray), soekeroeëm(e) (Venray), soekerome (Venray), soekerōēme (Venray), soekkeroome (Venray) erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)] || suikeroom III-2-2
suikertante suikertant: soekertânt (Venray), suikertante: soekertante (Venray, ... ), soekertāānte (Venray), soekkertante (Venray) erftante (suikertante) [DC 05 (1937)] || suiketante III-2-2
suisse suisse (fr.): suisse (Venray) De ordebewaarder in de kerk, de suisse [kerkgendarme, kèrksjanderm, tseijes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
suizen van de oren suizen: soeze (Venray) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen aan de plader zijn: an de plaar (Venray), sukkelen: sukkele (Venray) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)] III-1-2
taaie pannenkoek leren thijs: Een pannekoek, die zonder gist gebakken wordt en daaom plat, vast en taai is  laerenties (Venray) taaie pannekoek III-2-3