19710 |
trapleer |
huishoudtrap:
huushâldtráp (L210p Venray),
leer:
\'n Häöltere lieër Hoonderd poond mit de lieër: een geslacht varken licht van gewicht Wie \'n lieër wil beklimme, mótòp de underste sproot beginne: wie iets wil bereiken , zal eenvoudig moeten beginnen
lieër (L210p Venray),
trapleer:
tráplieër (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
kleine verplaatsbare trapleer voor huishoudelijk gebruik || trapladder || trapleer
III-2-1
|
19809 |
trapleuning |
leun:
lø̄n (L210p Venray),
leuning:
lø̄neŋ (L210p Venray)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|
19755 |
traploper |
loper:
luuëper (L210p Venray, ...
L210p Venray),
traploper:
trápluuëper (L210p Venray)
|
gangloper || traploper
III-2-1
|
30421 |
trappaal |
trappepost:
trapǝpǭst (L210p Venray),
trappost:
trappǭst (L210p Venray)
|
De eerste, verzwaarde stijl van een trapleuning. [N 55, 137; monogr.]
II-9
|
17958 |
trappelen |
trampelen:
trampele (L210p Venray),
trappelen:
tráppele (L210p Venray)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33852 |
trappelende bewegingen maken |
dabben:
dabǝ (L210p Venray),
drempelen:
drɛmpǝlǝ (L210p Venray)
|
Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71]
I-9
|
19379 |
traproede |
roede:
Ki‰k uut, dat \'r gén roeje van de tráp losligge
roej (L210p Venray),
traproede:
tráproej (L210p Venray)
|
metale roede,stang || ronde of platte staaf om een traploper vast te leggen
III-2-1
|
19850 |
trechter |
trechter:
traechter (L210p Venray),
trechter (L210p Venray),
tuit:
toēt (L210p Venray),
tuitje:
tuutje (L210p Venray)
|
spits toelopend trechtertje || trechter [SGV (1914)]
III-2-1
|
19463 |
trede |
traptrede:
traptrēj (L210p Venray),
trede:
triǝj (L210p Venray)
|
Elk van de horizontale, schuin boven elkaar gelegen delen van een trap. Bij een eenvoudige trap bevindt zich tussen de treden een open ruimte, bij andere trappen een verticaal stootbord. De treden worden van voren rond of geprofileerd bewerkt en hebben doorgaans een dikte van 28 tot 45 mm. Zie ook afb. 68. [N 55, 104a; N 79, 15; monogr.]
II-9
|
21161 |
trein |
trein:
trein (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)]
III-3-1
|