e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trein kipkarren trein: tręjn (Venray) Rij aaneengekoppelde, volgeladen wagons die over smalspoor wordt voortbewogen. De jongen die tot taak had de kettingen waarmee de wagons onderling waren verbonden, los of vast te maken werd in L 270 kettingjong (kęteŋjoŋ) en in L 299 remjong (rɛmjoŋ) genoemd.' [N 98, 50; monogr.] II-8
treiteren kwellen: kwelle (Venray), plagen: plaoge (Venray, ... ), ploage (Venray, ... ), sarren: sarre (Venray) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] || kwellen [SGV (1914)] || lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)] || plagen || sarren [SGV (1914)] III-1-4
treiterkop neetoor: neetoer (Venray, ... ), neetoeër (Venray), neetzak: neetzak (Venray) iemand die in het geniep, stiekem plaagt [neetoor] [N 85 (1981)] || vervelende, geniepige, vittende persoon III-1-4
trek, eetlust honger: hōnger (Venray), hònger (Venray, ... ) trek in eten || trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)] III-2-3
trekharmonica monica: monica (Venray), trekbuidel: trekbuul (Venray), Var. trekkâst / trekmonika / trekzák.  trekbuūl (Venray), trekkast: Var. trekbuu:l / trekmonika / trekzák.  trekkâst (Venray), trekmonica: trekmonika (Venray), Var. trekbuu:l / trekkâst / trekzák.  trekmonika (Venray), trekzak: Var. trekbuu:l / trekkâst / trekmonika.  trekzák (Venray) harmonica [SGV (1914)] || Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)] || Trekharmonica. III-3-2
trekken trekken: trekke (Venray, ... ) trekken [SGV (1914)] || Trekken: een kracht op iets uitoefenen om het te doen bewegen in de richting naar zich toe (trekken, tij(g)en). [N 84 (1981)] III-1-2
trekzaag, boomzaag kortijzer: kǫrt˱īzǝr (Venray), kortzaag: kǫrt˲zāx (Venray) Zaag met een blad van 1.5 tot 2 meter lengte. De twee handvatten van de zaag liggen in het verlengde van het zaagblad en steken daar 30 √† 40 cm boven uit. De trekzaag dient om bomen en ruw hout door te zagen. Ze wordt bediend door twee personen. Zie ook afb. 2. De trekzaag wordt behalve door de houtzager ook door andere houtbewerkende beroepen gebruikt. De kuiper zaagt er stukken boomstam mee die ongeveer de lengte van een duig hebben en de klompenmaker de zgn. bollen, stukken boomstam in de lengte van een klomp. [N E, 7; N 18, 128; N 47, 14; N 50, 11a + 17a; N 75, 116a; L 36, 49; Bakeman 8; monogr.] II-12
treuren simpen: simpe (Venray), treuren: treure (Venray) verdrietig zijn [pratten, kwelen, wringen, treuren] [N 85 (1981)] III-1-4
treuzelaaar teutebel: täötebél (Venray) treuzelaartster III-1-4
treuzelaar plaarzak: plaarzak (Venray), trage, een -: ene troage (Venray), treuzelaar: treuzelaar (Venray), zeikerd: zaekerd (Venray) iemand die langzaam werkt, niet vooruit kan met zijn werk [treuzel, treuzelkous, treuzelaar] [N 85 (1981)] || iemand die zeer langzaam is in zijn verrichtingen [erwtenteller] [N 85 (1981)] || treuzelaar III-1-4