18074 |
verkouden |
verkoud:
verkeld (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
koude:
ik heb n kelt te pakken (L210p Venray)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
21281 |
verkwisten |
ermee smijten:
d⁄r mit smiete (L210p Venray),
over de balk smijten:
over d⁄n balk smiete (L210p Venray)
|
graag kopend, kooplustig [greeg, koopachtig] [N 89 (1982)] || op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
19038 |
verlegen |
bleu:
bluuj (L210p Venray),
blūūj (L210p Venray),
blèùj (L210p Venray),
blêûj (L210p Venray),
schouw:
schouw (L210p Venray),
schów (L210p Venray),
verlegen:
verlaegen (L210p Venray),
verlège (L210p Venray),
verlége (L210p Venray)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18850 |
verlegen (zijn) |
verlegen:
verlaege zien (L210p Venray),
verlēēge (L210p Venray)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verlieze (L210p Venray, ...
L210p Venray,
L210p Venray,
L210p Venray),
verliēze (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
verliezen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)] || Verliezen, kwijt raken.
III-3-1, III-3-2
|
19338 |
vermaak |
aardigheid:
aarigheid (L210p Venray)
|
een handeling waardoor men plezier beleeft [vermaak, amusement] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25091 |
vermengen |
haspelen:
haspelle (L210p Venray)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20813 |
vermicelli |
vermicelle (fr.):
fermecél (L210p Venray)
|
vermicelli
III-2-3
|
18853 |
vermoeden |
menen:
iets mêêne (L210p Venray)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|