e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
viooltje viooltje: -  vieultje (Venray, ... ), [Gezeefd uit bosviooltje. HB]  vieultje (Venray), viola odorata  fiäölke (Venray), Viola odorata Fiäölkes gräöje ok tussen d\'n drek en de dörs:ook in een slechte omgeving vindt men goede kinderen  fiäölke (Venray) [DC 60A (1985)] [DC 60A (1985)]viooltje I-7, III-2-1
vis, algemeen vis: visch (Venray, ... ) visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
visaas aas: oas (Venray), schinaas: bestaande uit kleine vliegjes  schinaos (Venray), sprokaas: idiosyncr.  sprokaos (Venray) aas [SGV (1914)] || visaas || wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel garde: gert (Venray), Ik vat mìj de visgert.  gert (Venray), visgarde: visgert (Venray), Vroeger vervaardigd van een slie:t van een berk, els of lijsterbes, met als top(je) een taaie, maar veerkrachtige tak van de jeneverbesstruik.  visgért (Venray) 1. Hengel. || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] || Vishengel. III-3-2
visnet waai: waaj (Venray), wargaren: worgare (Venray) 1. Treknet om te vissen. || Visnet. III-3-2
vissen vissen: vissche (Venray) visschen (ww.) [SGV (1914)] III-3-2
vissen, ww. koekelen: met carbid  koēkele (Venray), repen leggen: vangattributten uitzetten  rieëpe legge (Venray), stulpen: met een stulpmand  stölpe (Venray) repen leggen (visvangst) || vissen (ww. spec.) || vissen met bedwelmende stof III-4-2
vissnoer snoer: snōͅr (Venray, ... ), vissnoer: vissnaor (Venray) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] || Vissnaar [sic]. III-3-2
visvangst vangst: vangst (Venray) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2
vizier vizier: vizier (Venray) Venster in de bijenkap, geweven van ijzer- of koperdraad, paardehaar of tegenwoordig ook nylon. [N 63, 74e; monogr.] II-6