19745 |
viooltje |
viooltje:
-
vieultje (L210p Venray, ...
L210p Venray),
[Gezeefd uit bosviooltje. HB]
vieultje (L210p Venray),
viola odorata
fiäölke (L210p Venray),
Viola odorata Fiäölkes gräöje ok tussen d\'n drek en de dörs:ook in een slechte omgeving vindt men goede kinderen
fiäölke (L210p Venray)
|
[DC 60A (1985)] [DC 60A (1985)]viooltje
I-7, III-2-1
|
24387 |
vis, algemeen |
vis:
visch (L210p Venray, ...
L210p Venray)
|
visch [SGV (1914)] || visschen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24402 |
visaas |
aas:
oas (L210p Venray),
schinaas:
bestaande uit kleine vliegjes
schinaos (L210p Venray),
sprokaas:
idiosyncr.
sprokaos (L210p Venray)
|
aas [SGV (1914)] || visaas || wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
22413 |
vishengel |
garde:
gert (L210p Venray),
Ik vat mìj de visgert.
gert (L210p Venray),
visgarde:
visgert (L210p Venray),
Vroeger vervaardigd van een slie:t van een berk, els of lijsterbes, met als top(je) een taaie, maar veerkrachtige tak van de jeneverbesstruik.
visgért (L210p Venray)
|
1. Hengel. || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] || Vishengel.
III-3-2
|
23067 |
visnet |
waai:
waaj (L210p Venray),
wargaren:
worgare (L210p Venray)
|
1. Treknet om te vissen. || Visnet.
III-3-2
|
22646 |
vissen |
vissen:
vissche (L210p Venray)
|
visschen (ww.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
24427 |
vissen, ww. |
koekelen:
met carbid
koēkele (L210p Venray),
repen leggen:
vangattributten uitzetten
rieëpe legge (L210p Venray),
stulpen:
met een stulpmand
stölpe (L210p Venray)
|
repen leggen (visvangst) || vissen (ww. spec.) || vissen met bedwelmende stof
III-4-2
|
22414 |
vissnoer |
snoer:
snōͅr (L210p Venray, ...
L210p Venray),
vissnoer:
vissnaor (L210p Venray)
|
Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] || Vissnaar [sic].
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
vangst (L210p Venray)
|
Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28584 |
vizier |
vizier:
vizier (L210p Venray)
|
Venster in de bijenkap, geweven van ijzer- of koperdraad, paardehaar of tegenwoordig ook nylon. [N 63, 74e; monogr.]
II-6
|