21134 |
voertuig |
wagen:
wage (L210p Venray)
|
de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25256 |
voerzak, maat voor rogge |
voerzak:
(bijwoordelijke uitdrukking).
voērzák rog (L210p Venray)
|
inhoudsmaat van ± 90 liter = ± 60 kg. rogge
III-4-4
|
17777 |
voet |
voet:
voet (L210p Venray),
vōēt (L210p Venray, ...
L210p Venray),
vŏĕt (L210p Venray),
vuut (L210p Venray)
|
voet [SGV (1914)] || Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)] || voeten [SGV (1914)]
III-1-1
|
17799 |
voet (alternatieve benamingen) |
been:
bèjən (L210p Venray),
poot:
peut (L210p Venray),
pēūt (L210p Venray)
|
Voet. Als hiervoor (ook) been of poot gebruikt wordt, dit vermelden, zoo mogelijk in een zin, b.v.: Hou je pooten bij je! voetje voor voetje. [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19486 |
voetbankje |
voetenbankje:
voētebaenkske (L210p Venray)
|
voetenbankje
III-2-1
|
19812 |
voetenbankje |
voetenbankje:
voetebaengske (L210p Venray),
voetebaenkske (L210p Venray)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23373 |
voetenbankje add. |
knielbankje:
knielbenkske (L210p Venray)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21199 |
voetganger |
voetganger:
vôêtgenger (L210p Venray)
|
een persoon die te voet gaat [voetganger, voetreiziger, voeteerder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33732 |
voetgangershek |
haspel:
hāspǝl (L210p Venray),
poortje:
pørtjǝ (L210p Venray)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
23604 |
voetgebeden |
voetgebeden:
voetgebeden (L210p Venray)
|
De gebeden aan de voet van het altaar, de voetgebeden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|