29951 |
voorhamer |
voorhamer:
vørhāmǝr (L210p Venray)
|
Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c]
II-9
|
17747 |
voorhoofd |
voorkop:
veurkop (L210p Venray),
vùrkop (L210p Venray),
vùrkŏp (L210p Venray)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17718 |
voorhuid |
vel:
vel (L210p Venray)
|
voorhuid van de penis [N 10c (1995)]
III-1-1
|
31263 |
voorijzer |
voorijzer:
vōrīzǝr (L210p Venray)
|
Klein aambeeldje met gleuven dat wordt gebruikt voor het maken van groeven in metalen platen. De bovenzijde van het werktuig kan vlak of bol zijn uitgevoerd. Volgens Van der Kloes en Risch (pag. 156) dient het ook om metaaldraad en dunne staven halfrond te smeden. Zie ook afb. 23. Volgens de invuller uit L 210 werd het voorijzer gebruikt samen met de voorhamer. [N 64, 34d; N 66, 14d]
II-11
|
28642 |
voorjaarshoning |
voorjaarshoning:
vørjǭrshoneŋ (L210p Venray)
|
Soort honing die uit de nectar van voorjaarsbloesem, vooral fruitbloesem, is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 129; monogr.]
II-6
|
33799 |
voorknie |
knie:
knēi̯ (L210p Venray)
|
Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11]
I-9
|
31833 |
voorloper |
voorloper:
vørlyǝpǝr (L210p Venray)
|
Zware, 45 tot 60 cm lange schaaf met of zonder keerbeitel en met een handvat, die wordt gebruikt om grote stukken hout ruw te bewerken. Zie ook afb. 35. In Herten (L 330) werd als voorloper een reischaaf gebruikt waarin geen keerbeitel was bevestigd. [N 53, 60; N G, 34a-b; monogr.]
II-12
|
29690 |
voormaler |
menger:
mę ̞ŋǝr (L210p Venray)
|
Maal- en mengkuip, waarin zich een as met armen bevindt die de klei snijdt en vervolgens in de richting van een opening drijft. Deze opening wordt doorgaans afgesloten door een schuif. De voormaler werd aanvankelijk zelfstandig gebruikt, later in combinatie met een steenpers. De drijfkracht werd vroeger geleverd door een paard of een stoommachine, later door een dieselmotor of elektriciteit. Volgens de invuller uit L 163a werd de klei met behulp van de leemmolen gemoediger (g\mujeg\r) en de kluiten (klyt\) werden kortgewreven (kǫrt˲g\vrēv\). [N 98, 88; N 98, 89; monogr.]
II-8
|
18889 |
voornemen |
getijd:
geti-jd (L210p Venray),
opzet:
d⁄n òpzet (L210p Venray),
plan:
⁄t plan (L210p Venray),
voornemen:
vurneme (L210p Venray)
|
voornemen || wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19007 |
voornemens zijn |
gaan:
gaon (L210p Venray),
van plan zijn:
van plan zien (L210p Venray),
willen:
wille (L210p Venray),
zijn eigen voornemen:
zien aege vurneme (L210p Venray)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)] || zich voornemen
III-1-4
|