e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
werkbijenbroed fijn werk: fīn węrk (Venray) Het broed in de kleinste cellen, waaruit de werkbijen ontstaan. [N 63, 24a; N 63, 20a] II-6
werkdaagse jas werkdaagse jas: wèrkdagschejas (Venray) werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-1-3
werkdag werkdag: wèrkdagschejas (Venray), werkendag: `s werkendaagse klieër (Venray), `s werkendagse klier (Venray), swerkendagse klīēr (Venray), werkedags grei (Venray), werkendaagse klier (Venray), werkendaagse kliêr (Venray), werkendagse klier (Venray, ... ) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] || werkdagen (mv.) [een jas voor de - ] [SGV (1914)] III-3-1
werken werken: waerke (Venray), werke (Venray, ... ), wêrke (Venray), wɛ̄rkə (Venray) arbeid verrichten [werken, arbeiden, wrochten] [N 85 (1981)] || geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] || werken [RND] III-3-1
werken op de boerderij zwoegen: zwūgǝ (Venray) Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6
werkjasje kiel: kēl (Venray), kieltje: kilkǝ (Venray) De kiel die men in L 321 kende, reikte tot even over de heupen, was hoog gesloten en had een klein, staand boordje en twee opgestikte zakken. Het jasje was vervaardigd van lichtbruine 'pilo' ('pi`lo'), een stof die volgens de zegsman gauw vaal werd. [N 30, 5b; monogr.] II-9
werkkleren kwade kleren: kwoj klieër (Venray), oud dingen, het -: ald dinge (Venray), oud gerei: ald gerei (Venray), ald grey (Venray), alt grei (Venray, ... ) De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)] III-1-3
werkplaats timmerij: temǝrēj (Venray) De werkruimte van een timmerman, en bij een groter timmerbedrijf waar meer afdelingen zijn, ook dat deel van het bedrijf waar de belangrijkste timmerwerkzaamheden worden verricht. Meer specialistische handelingen worden dan in andere ruimtes gedaan, zoals de zagerij, de freesafdeling, etc. [N 55, 176; N 55, 178d; monogr.] II-12
werkschoen grasbottine: grasbettine (Venray), grasbəttinnə (Venray), putbottine: pötbəttinnə (Venray) ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)] III-1-3
werpen van jongen jongen: jònge (Venray), Veldeke 1979 nr. 1  jonge (Venray), WLD  jòngen (Venray), kalven: Veldeke 1979 nr. 1 bij n koe  kalve (Venray), werpen: waerpe (Venray) Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)] || jongen (ww), werpen || werpen (van jongen) III-4-2