34259 |
boter inleggen |
botter zouten:
[botter] zāltǝn (L210p Venray)
|
Techniek om de boter zo lang mogelijk te kunnen bewaren. Hierbij werd er zo min mogelijk gekneed. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [R 3, 76 en 77; Ge 22, 118; monogr.]
I-11
|
33299 |
boterbloem |
boterbloem:
bǫtǝrblum (L210p Venray)
|
Ranunculus L. Een plantengeslacht dat, samen met de (water)ranonkel, uit allerlei verschillende soorten bestaat waarvan sommige inmiddels zeldzaam zijn, zoals de akkerboterbloem (Ranunculus arvensis L.) die vroeger in veel Limburgse akkers voorkwam. In het gebied van het WLD zijn de scherpe (Ranunculus acris L., hierbij afgebeeld), de kruipende (Ranunculus repens L.) en de blaartrekkende (Ranunculus sceleratus L.) boterbloem vrij algemeen en in mindere mate de knolboterbloem (Ranunculus bulbosus L.), de egelboterbloem (Ranunculus flammula L.) en de behaarde boterbloem (Ranunculus sardous Crantz.). De meeste van deze soorten hebben (goud- tot bleek-)gele bloemen en groeien op weilanden, bermen, oevers en andere min of meer vochtige bodem. Ze bloeien van april of mei tot september en worden van ongeveer 10 tot 50 cm hoog. Voor zover mogelijk is de bedoelde soort apart aangegeven. [A 60A, 40, 60, 61, 104; monogr.]
I-5
|
20637 |
boterham |
boterham:
enne ángekleejden bòttrám: een belegde boterham Ennen bóttrám mit tevreejenheid Groeëte bòttrámme klaen kunne make: een grote mond hebben maar niks presteren
bòttrám (L210p Venray)
|
boterham
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bam:
bám (L210p Venray)
|
kinderwoord voor een boterham
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
smoutboterham:
smâltbòtterhám (L210p Venray)
|
brood met alleen wat vet als beleg
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
boxmeerse boterham:
bòksmérsen bòttrám (L210p Venray)
|
twee gesneden witbrood met één snee roggebrood er tussen en beleg
III-2-3
|
20885 |
boterhamworst |
boterhammenworst:
bòttrámmewaorst (L210p Venray),
schinkenworst:
hamworst met stukjes ham erin
schinkeworst (L210p Venray)
|
boterhamworst || hamworst /schinken- [N 06 (1960)]
III-2-3
|
32556 |
boterkorf |
botterkorf:
botǝrkø̜rf (L210p Venray)
|
Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.]
II-12
|
20553 |
boterkussentje |
boterbabbel:
bòtterbábbel (L210p Venray),
boterbabbeltje:
bòtterbebbelke (L210p Venray),
karamel:
kārmel (L210p Venray)
|
boterbabbelaar || boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19549 |
boterpot |
boterpotje:
bòtterpötje (L210p Venray)
|
boterpotje
III-2-1
|