e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

Gevonden: 6060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braken kotsen: kotse (Venray), spijen: speeje (Venray) kotsen [SGV (1914)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
bramenvlaai bramenvlaai: braomeflaai (Venray), bromberenvlaai: bròmbaereflaaj (Venray) bramenvlaai III-2-3
brandblaar brandblaar: brandblōār (Venray), brāndblaor (Venray) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2
branden branden: brandt (Venray) brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp brander: brander (Venray) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] III-2-1
brandewijn brandewijn: brândewien (Venray), jonge klare: jònge klaore (Venray), oude klare: ālde klaore (Venray) brandewijn || brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandhout aanmaakhout: (klein: voor de aanmaak).  ànmaakhoalt (Venray), schânse huuëre bij \'t ánmaakhaolt  ánmaakhaolt (Venray), brandhout: brandholt (Venray, ... ), branthoͅlt (Venray), kachelhoutjes: káchelhäöltje (Venray), poestjes: puusjes (Venray), stookhout: (groot).  stookhoalt (Venray) [SGV (1914)]aanmaakhout voor fornuis of kachel || aanmaakhout, kleine stukjes hout om een vuur aan te steken || brandhout [SGV (1914)] || Hoe noemt u het brandhout voor de kachel? (brandhout, stoofhout, kapittelhout) [N 104 (2000)] || kort stukjes stam dienend als brandhout in de kachel of het fornuis I-7, III-2-1
brandijzer vuurijzer: vȳrīzǝr (Venray) Een ijzer bij de open haard waartegen de turven op hun zijde worden gelegd. [I, 10d] II-4
brandkast in de sacristie brandkast: brandkast (Venray, ... ), kluis: kluus (Venray, ... ) De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3
brandnetel brandnetel: brandnetel (Venray), brandnīǝtǝl (Venray), brannētǝl (Venray), brāntnētǝl (Venray), -  bra:ndnetel (Venray), brandnetel (Venray), netel: nētǝl (Venray) (brand)netel [ZND 01 (1922)] || brandnetel (Urtica L.) [DC 13 (1945)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b] I-5, III-4-3