e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Venray

Overzicht

Gevonden: 6060
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de bruid om de haard leiden halen: haole (Venray) Het gebruik om de bruid om de haard te leiden. [N 88 (1982)] III-3-2
de doodsklok luiden de doodsklok luiden: doeedsklok luuje (Venray), overluiden: iemand ovverluuje (Venray) Het luiden voor iemand die pas gestorven is, een overledene overluiden [t loet tsóm doeëd, de doodsklok luiden, iemand ovverluuje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de duiven niet loslaten niet lossen: nie losse (Venray) de duiven niet loslaten? [N 93 (1983)] III-3-2
de duivenklok afstemmen op de moederklok afslaan: afsloan (Venray) Hoe heet het afstemmen van de klok op de tijd van de moederklok? [N 93 (1983)] III-3-2
de duivenklok gelijkzetten met de moederklok afslaan: afsloan (Venray) het gelijkzetten van de klokken der spelers met de moederklok? [N 93 (1983)] III-3-2
de duivin in een hoekje jagen (baltsverschijnsel) paren: paare (Venray) Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: de duivin in een hoekje jagen? [N 93 (1983)] III-3-2
de echtelijke staat levensverbintenis: laevesverbientenis (Venray), levenszee: laeveszieë (Venray), trouw, de -: trow (d’n -) (Venray, ... ) de echtelijke staat, het gehuwde leven [ieësjtand] || gehuwde staat || huwelijksleven || tijd dat men gehuwd is/was III-2-2
de eerste lagen leggen van een ring inzetten: inzetten (Venray) Wisselend van kop- en scheerturf per laag worden de lagen in de ring opgebouwd. [II, add.] II-4
de eerste uitwerpselen van het veulen darmpek: dɛrǝmpɛk (Venray), pekmest: pɛkmęst (Venray) Zij vormen een zwarte, kleverige stof. [N 8, 58] I-9
de eg eegd/eeg: ēxt (Venray  [(pl ēxtǝ)]  ), eg: ęx (Venray) Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.] I-2