34273 |
de stal uitmesten |
leegkruien:
lēxkryi̯ǝ (L210p Venray),
uitmesten:
ytmestǝn (L210p Venray)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
18062 |
de stuipen hebben |
de stuipen hebben:
stupe hebbe (L210p Venray),
kramp hebben:
krámp hebbe (L210p Venray)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18063 |
de stuipen krijgen |
de stuipen krijgen:
de stuupe krīēge (L210p Venray)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19639 |
de tafel afruimen |
afzetten:
afzetten (L210p Venray),
de tafel afdekken:
(bestek enz.).
de toffel aafdekke (L210p Venray),
de tafel schoonmaken:
(poetsen, schuren).
de toffel schonmake (L210p Venray)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor \'de tafel afruimen\'? (afvegen, afkuisen) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
19859 |
de tafel dekken |
de tafel vaardigmaken:
de toffel verrig make (L210p Venray),
dekken:
dekke (L210p Venray),
opdekken:
vleis, vis, geveugelt
ōpdekke (L210p Venray)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
29608 |
de teellaag afgraven |
grond afzetten:
grǭnt˱ af˲zę ̞tǝ (L210p Venray)
|
De aarde boven de kleilaag verwijderen. In Q 83 werd de laatste zandlaag vermengd met de kleilaag. [N 98, 19; monogr.]
II-8
|
22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
staafje:
Vgl. sub hilt: Dit been heeft een vierhoekige vorm met afgeronde hoeken, en meet ± 5 x 2 1/2 cm. In het midden het merggat, de kule. De dikte is ± 3 cm. Aan de bovenzijde is het beentje niet vlak, doch enigszins hol. Verdere benamingen van de zijden van een hilt: bu:kele, stäöfke, stäöntje.
stäöfke (L210p Venray),
steuntje:
Vgl. sub hilt: Dit been heeft een vierhoekige vorm met afgeronde hoeken, en meet ± 5 x 2 1/2 cm. In het midden het merggat, de kule. De dikte is ± 3 cm. Aan de bovenzijde is het beentje niet vlak, doch enigszins hol. Verdere benamingen van de zijden van een hilt: bu:kele, stäöfke, stäöntje.
stäöntje (L210p Venray)
|
Zie hilte: [Een van de zijden van een bikkel].
III-3-2
|
22902 |
de vier zijden van een bikkelbeentje add. |
buikelen (ww.):
Vgl. sub hilt: Dit been heeft een vierhoekige vorm met afgeronde hoeken, en meet ± 5 x 2 1/2 cm. In het midden het merggat, de kule. De dikte is ± 3 cm. Aan de bovenzijde is het beentje niet vlak, doch enigszins hol. Verdere benamingen van de zijden van een hilt: bu:kele, stäöfke, stäöntje.
būkele (L210p Venray)
|
Zie hilte: [Een van de zijden van een bikkel].
III-3-2
|
22099 |
de voor het spel uitgekozen duif in een mand stoppen |
inkorven:
ien kûrve (L210p Venray)
|
de voor het spel uitgekozen duif op het hok in een mand stoppen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19640 |
de was blauwen |
blauwselen:
blauwsele (L210p Venray, ...
L210p Venray),
blauwselen (L210p Venray)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] || Wat is bij u de uitdrukking voor \'de was blauwen\'? (blauwen, blauwselen) [N 104 (2000)]
III-2-1
|