20950 |
klokhuis |
appelenkroos:
apələkruəs (L244a Veulen),
appelkroos:
apəlkruəs (L244a Veulen)
|
klokhuis
III-2-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
klōmp (L244a Veulen)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.]
II-12
|
32352 |
klompenmaker |
klompenmaker:
klōmpǝmē̜kǝr (L244a Veulen)
|
De persoon die het ambacht van klompenmaker uitoefent. [N 97, 1; monogr.]
II-12
|
32448 |
klompriem |
klompenbandje:
klōmpǝbē̜ntjǝ (L244a Veulen),
tuigleer:
tȳxlē̜r (L244a Veulen)
|
Leren band die over de klompopening van de lage en halfhoge klomp wordt bevestigd om te zorgen dat men de klomp tijdens het lopen niet verliest. De klompriem werd doorgaans niet door de klompenmaker, maar door de handelaar of door de klant zelf aangebracht. Een leren band op de klomp spijkeren noemde men in Sint-Truiden (P 176): een klonk beslaan (ǝnǝ kluŋk˱ bǝslōn). [N 60, 214c; N 97, 143; monogr.]
II-12
|
32449 |
klompspijkertje |
klompennagel:
klōmpǝnāgǝl (L244a Veulen)
|
Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.]
II-12
|
20531 |
klonteren |
klonteren:
kloontere (L244a Veulen)
|
klonteren
III-2-3
|
19405 |
klopper, garde |
kloprijsje:
klopriēske (L244a Veulen),
rijsje:
Van dunne geschilde berketakjes maakte men vroeger een bundeltje en dit gebruikte men dan als garde
riēske (L244a Veulen)
|
soort garde || voorloper van de moderne garde, klopper
III-2-1
|
20900 |
kluiven |
afkluiven:
De böt áfkluuëve
áfkluuëve (L244a Veulen)
|
afkluiven
III-2-3
|
19350 |
knorrepot |
knaaierd:
knaojerd (L244a Veulen),
mopperkont:
mopperkoont (L244a Veulen)
|
brombeer, kankeraar etc. || mopperaar
III-1-4
|
34058 |
koe |
koe:
kuu̯ (L244a Veulen)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|