20648 |
slechte drank |
moekkefoek:
moekefoek (L244a Veulen)
|
slechte kwaliteit, surogaat namaak van drank (koffie of thee enz,)
III-2-3
|
25353 |
slijpsteen |
slijpsteen:
slipstiǝn (L244a Veulen)
|
Steen waarop gereedschappen als beitels, schroevendraaiers, etc. geslepen worden; meer in het bijzonder ook de ronde steen die om een spil of as draait en in een slijpstelling of aan een elektrische slijpmachine is bevestigd. Als slijpsteen worden korrelige, zeer harde steensoorten als amaril en carborundum gebruikt. Zij worden geleverd in grove, middel- en fijne korrel. Zie ook afb. 1. [N 33, 271; L 6, 68b; monogr.; div.]
II-11
|
19282 |
slim |
uitgekookt:
uutgekòkt (L244a Veulen),
uitgeslapen:
uutgeslaope (L244a Veulen)
|
slim, gehaaid, uitgeslapen || slim, uitgekookt
III-1-4
|
20501 |
slok |
dronk:
droonk (L244a Veulen),
ennen kwojjen droonk hebbe: kwaad zijn/worden, wanneer men alcohol drinkt
droonk (L244a Veulen),
slok:
slok (L244a Veulen),
sluk (L244a Veulen)
|
slok || teug
III-2-3
|
18977 |
slons (slodder?) |
del:
dél (L244a Veulen),
flots:
flots (L244a Veulen),
slons:
sloons (L244a Veulen),
sloor:
sloeër (L244a Veulen)
|
slons || slonzige vrouw || slordige vrouw || slordige, slonzige vrouw
III-1-4
|
19315 |
slordig |
slordig:
slorzeg (L244a Veulen)
|
slordig
III-1-4
|
32543 |
sluitmand |
sluitmand:
slytmãnt (L244a Veulen)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.]
II-12
|
20491 |
slurpen |
lebberen:
lɛbərə (L244a Veulen),
slurpen:
hoorbare drinkbewegingen maken/opzuigen
slörpe (L244a Veulen)
|
slurpen
III-2-3
|
31284 |
smeden |
smeedwerk:
smējwē̜rǝk (L244a Veulen)
|
In het algemeen de vorm van, doorgaans gloeiende, stukken metaal veranderen door ze met een hamer te bewerken. Bij het ɛuitsmedenɛ en ɛuithalenɛ wordt de lengte of de vorm van het stuk metaal groter, terwijl de dikte afneemt. Zie ook het lemma "uitsmeden van een splits" en het lemma "uittrekken, uithalen" in Wld II.3, pag. 140. Bij het (op)stuiken wordt de dikte van het metaal vergroot, terwijl de lengte afneemt. Tot het smeedwerk wordt ook het lassen gerekend. Zie ook de toelichting bij deze lemmata.' [N 33, 1c; Wi 39; S 33; monogr.]
II-11
|
31227 |
smeedijzer |
smeedijzer:
smējīzǝr (L244a Veulen)
|
IJzer dat in de eerste plaats geschikt is om gesmeed en geweld te worden; het bevat 0,2 tot 0,6 % koolstof, is lichtgrauw van kleur en tamelijk week en taai. [monogr.]
II-11
|