| 21365 |
schieten |
schieten:
skijtə (P196p Veulen)
|
schieten [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
| 30075 |
schietlood |
richtlood:
rex(t)luǝt (L244a Veulen),
schietlood:
sxitluǝt (L244a Veulen)
|
Een met een loden gewichtje verzwaarde draad, waarmee men de loodrechte stand van een werkstuk bepaalt. Zie ook afb. 111 en het lemma ɛschietloodɛ in Wld II.9, pag. 57 en Wld II.11, pag. 63.' [N 50, 23b; N 53, 194; monogr.]
II-12
|
| 30569 |
schilder |
verver:
vɛ̄rvǝr (L244a Veulen)
|
Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.]
II-9
|
| 30702 |
schilderen, verven |
pinselen:
pinzǝlǝ (L244a Veulen
[(id)]
)
|
Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.]
II-9
|
| 19871 |
schilmes |
schrabbertje:
schrebberke (L244a Veulen)
|
aardappelschilmesje
III-2-1
|
| 19777 |
schilmes, aardappelmesje |
pluutje:
pluutje (L244a Veulen)
|
aardappel(schil)mesje
III-2-1
|
| 19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
schilmes:
schelmés (L244a Veulen)
|
klein mes om o.a. aardappelen en fruit te schillen
III-2-1
|
| 21244 |
schip |
schip:
skeͅjəp, skeͅjəpə (P196p Veulen)
|
een schip, twee schepen [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
| 18466 |
schoenborstel |
schoenborstel:
schoēnbaorsel (L244a Veulen),
wiksborstel:
wiksb(a)ors(t)el (L244a Veulen)
|
schoenborstel
III-2-1
|
| 18465 |
schoenen poetsen |
wiksen:
Ge mòt òw goej scho‰n nog wikse: je moet je zondagse schoenen nog insmeren
wikse (L244a Veulen)
|
met schoensmeer insmeren
III-2-1
|