| 19559 |
stolp |
kaasstolp:
kieësstölp (L244a Veulen)
|
kaasstolp
III-2-1
|
| 20877 |
stomdronken |
beladen:
bəlāi̯ə (L244a Veulen),
kanonzat:
knònzat (L244a Veulen),
pinzat:
penzat (L244a Veulen),
De prËver was pinzat en zaat pinvol mit wáchelewater
pinzat (L244a Veulen),
poepzat:
poepzat (L244a Veulen),
schijtzat:
schietzat (L244a Veulen),
sxit˃zat (L244a Veulen),
smoorzat:
smōrzat (L244a Veulen),
smorendzat:
smōrənt˃zat (L244a Veulen),
stomzat:
stòmzat (L244a Veulen),
strontzat:
strōͅnt˃zat (L244a Veulen)
|
smoordronken || stomdronken
III-2-3
|
| 19830 |
stomen |
zwademen:
zwaaje (L244a Veulen)
|
stomen
III-2-1
|
| 19820 |
stoof, voetenwarmer |
stoof:
stoeëf (L244a Veulen, ...
L244a Veulen),
waarin een test met gloeiende houtskool zorgt voor warmte Teveul vuËr ien de stoof stekt \'m ien brând: overdaad schaadt
stoof (L244a Veulen)
|
houten voetverwarmer || stoof || voetverwarmer
III-2-1
|
| 19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
stop (P196p Veulen)
|
stop (kurk) [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
| 19376 |
stop, zekering |
stop:
Ge mót ennen neeje stop ien de zekeringskâs draeje
stop (L244a Veulen)
|
zekering
III-2-1
|
| 19481 |
stopcontact |
aansluitdoos:
ánsluutdoeës (L244a Veulen),
stekkerdoos:
stekkerdoeës (L244a Veulen)
|
doos, waarin men een stekker kan aansluiten/steken || stopcontact
III-2-1
|
| 32698 |
stoppelland ploegen |
stroppen:
[stroppen] (P196p Veulen)
|
Na de oogst van een graangewas werkt men het stoppelland oppervlakkig om in voren van 5 ä 10 cm diep. De wortels van de graanplanten worden daarbij losgeploegd en een weinig omgekeerd, zodat ze kunnen uitdrogen, om daarna te worden afgeëgd. Vroeger bewerkte men een stoppelakker met een enkele (eenscharige) ploeg met een "wijd" gezet riester, maar zonder voorschaar en kouter. Later verrichtte men dit werk met een meerscharige ploeg, met de cultivator of met de schijveneg. Van de opgesomde termen zijn er sommige toepasselijk op ondiep ploegen in het algemeen of op een bepaalde methode van ondiep ploegen. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men de lemmata ploegen, ondiep, ondiep ploegen en braakland bewerken. [N 11, 43; N 11A, 109b; JG 1c + 2c; JG 1b add.; A 27, 24b, add.; Lu 5, 24b add.; monogr.]
I-1
|
| 34564 |
stortkar |
bortelkar:
bǫdǝlkęr (P196p Veulen)
|
Algemene benaming voor een kipbare kar. In tegenstelling tot bij de hoogkar lopen de berries niet onder de gehele bak door. De bak is aan het achtereinde van de berries bevestigd met een verbindingsspil, zodat hij gekipt kan worden zonder dat men het paard moet uitspannen. Deze kar wordt gebruikt voor het vervoer van onder meer mest, bieten, aardappelen, rapen, weigroen enz. Over het algemeen is ze kleiner dan de hoogkar. Meestal heeft deze kar twee wielen, maar er komen ook 3- en zelfs 4-wielige stortkarren voor. De bortelkar en de clitchèt zijn vaak 3-wielig, de bortelkar kan ook 4-wielig zijn. De aardkar is meestal ouder dan de slagkar en heeft ook een kleinere bak. Ook de korte kar heeft een kleinere bak dan de slagkar. Voor de verspreiding van het woordtype mestkar, zie ook WLD I.1, pag. 11 bij het lemma mestkar. Bijzondere types van stortkar zijn de binnenslaander en de buitenslaander, hier sub A. resp B. behandeld. Een binnenslaander is een stortkar met een kleine bak. De beide berries zitten tegen de buitenzijde van de draagbodem van de bak, waardoor deze tussen de berries valt. Een buitenslaander is een stortkar met een grotere bak. De beide berries zitten tegen de binnenzijde van de draagbodem van de bodem van de bak. [N 17, 2-4; N G, 51 + 55; JG 1a; JG 1b; JG 2a; JG 2b; A 42, 10a-b; L 27, 63; monogr.]
I-13
|
| 20534 |
stoven |
garen:
gare (L244a Veulen),
smoren:
Lót zó iemes már ien zien aege vet gaar smoeëre
smoeëre (L244a Veulen)
|
gaar stoven || vlees met vet (in een gesloten pan) gaar stoven
III-2-3
|