| 24260 |
uil |
uil:
øl (P196p Veulen)
|
uil [ZND A2 (1940sq)]
III-4-1
|
| 17854 |
uitglijden |
uitschrankelen:
owətsgraəngələ (P196p Veulen)
|
uitglijden (b.v. over een aardappelschil) [ZND B2 (1940sq)]
III-1-2
|
| 34144 |
uitwerpselen van koeien |
flater:
flātǝr (L244a Veulen),
koeienvlaai:
kuwǝflāj (L244a Veulen)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
| 17700 |
urineren |
zeiken:
zēkə (P196p Veulen)
|
zeiken [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
| 19492 |
vaatdoek |
schotelslet:
Och dat schòttelslet, da mikt zó mennig ki‰ndje net:Voordat de kinderen naar school gingen, werd dikwijls nog even met een \"vaatdoek\"door het gezicht gewreven, om het ergste vuil eraf te vegen
schòttelslet (L244a Veulen)
|
vaatdoek
III-2-1
|
| 28963 |
vademen |
indoen:
ęjnduwn (P196p Veulen)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|
| 19489 |
valgordijn, rolgordijn |
valgordijn:
valgerdien (L244a Veulen)
|
valgordijn
III-2-1
|
| 22331 |
vals spelen |
foetelen:
fū:tələ (P196p Veulen)
|
Bedriegen bij het spel (vals spelen). [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
| 21254 |
varen |
varen:
op zeͅj voͅərə (P196p Veulen, ...
P196p Veulen)
|
op zee varen [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
| 34317 |
varken van drie tot vijf maanden |
mestvarken:
mē̜stvē̜rkǝ (L244a Veulen)
|
Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|