| 20497 |
veelvraat |
schrok:
sxrok (L244a Veulen),
schrokker:
sxrokər (L244a Veulen),
schrokkerd:
sxrokərt (L244a Veulen),
slokker:
sloeker (L244a Veulen),
vreetbeer:
vraetbaer (L244a Veulen, ...
L244a Veulen),
vrēͅtbēr (L244a Veulen),
vreetwolf:
vrēͅtwoͅlf (L244a Veulen),
vreter:
vrēͅtər (L244a Veulen),
vreterd:
vrēͅtərt (L244a Veulen)
|
mannelijke veelvraat || schrokkop || slokop || veelvraat || vreetzak || vrouwelijke veelvraat
III-2-3
|
| 19431 |
vegen, keren |
aanvegen:
ánvaege (L244a Veulen),
keren:
Gódde gij d\'n dael már kaere Iederieën kaert vur zien aege deur: het hemd is nader dan de rok
kaere (L244a Veulen),
schoonkeren:
schónkaere (L244a Veulen),
schoonvegen:
schónvaege (L244a Veulen),
uitvegen:
uutvaege (L244a Veulen),
vegen:
Vurdat gij wat gòt do‰n, mòtte uurst de stoep vaege
vaege (L244a Veulen)
|
aanvegen met handveger, bezem, stoffer || door vegen schoonmaken/ ontdoen van ongerechtigheden || schoonvegen met een bezem || schoonvegen met stoffer, bezem, doek || stof en vuil verwijderen met een bezem/veger
III-2-1
|
| 34244 |
vel op gekookte melk |
lijs:
lęi̯s (P196p Veulen)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
| 24919 |
veld, open land |
veld:
vɛlt (P196p Veulen)
|
veld [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
| 32842 |
veldstrengen |
koppel:
[koppel] (P196p Veulen)
|
De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.]
I-2
|
| 26403 |
velg |
velling:
vɛleŋ (L244a Veulen)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
| 30317 |
vensterbank |
vensterplaat:
venstǝrplǫwǝt (P196p Veulen)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
| 30336 |
vensterblinden |
blinden:
blindǝ (L244a Veulen
[(id)]
)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
| 19377 |
verdieping |
stock (d.):
stok (L244a Veulen),
òp de hoevulste stok wònde: op de hoeveelste verdieping woon jij
stok (L244a Veulen),
verdieping:
\'r mankieërt wat ien de bovveste verdieëping: er is iets niet in orde met het verstand
verdiēping (L244a Veulen)
|
etage || verdieping || verdieping, etage
III-2-1
|
| 18823 |
verdriet; verdriet doen |
jammer:
jommer (L244a Veulen),
leed:
lieëd (L244a Veulen),
verdriet:
verdriēt (L244a Veulen)
|
leed, verdriet, ellende || verdriet || verdriet, leed
III-1-4
|