| 31623 |
ijsnagels |
ijsnagelen:
īsnē̜gǝl (L244a Veulen
[(enk -nāgǝl)]
)
|
Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.]
II-11
|
| 32339 |
in duigen vallen |
rateren:
rājǝrǝ (L244a Veulen),
verrateren:
vǝrrājǝrǝ (L244a Veulen)
|
Gezegd van een vat dat in stukken uiteenvalt als gevolg van het losraken van duigen en banden. [monogr.]
II-12
|
| 20643 |
ingemaakt voedsel |
inmaak:
We hebbe enne groeëten ienmaak ien de kelder staan
ienmaak (L244a Veulen),
We zien mit dn ienmaak verreg
ienmaak (L244a Veulen)
|
de ingemaakte soorten groenten/fruit (sterillisatie) || de totale voorraad ingemaakte groenten/ fruit
III-2-3
|
| 17701 |
ingewanden |
darmen:
deͅrm (P196p Veulen)
|
de ingewanden [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
| 33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
inkappen:
ęi̯.nkapǝ (P196p Veulen)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|
| 19524 |
inmaakpot |
moespot:
moespot (L244a Veulen),
moeston:
moestòn (L244a Veulen)
|
pot of ketel waarin kool gekookt of bewaard wordt || vat waarin de kool ingemaakt wordt
III-2-1
|
| 20906 |
inmaken |
inleggen:
augurken, eieren
ienlegge (L244a Veulen),
inmaken:
ienmake (L244a Veulen)
|
inmaken
III-2-3
|
| 20835 |
inschenken |
inschudden:
insxødə (L244a Veulen),
verschudden:
verschudde (L244a Veulen)
|
inschenken || sterke drank schenken
III-2-3
|
| 34001 |
inspannen |
voorspannen:
vørspanǝ (L244a Veulen)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
| 20827 |
inzouten |
inzouten:
ienzâlte (L244a Veulen),
zouten:
zâlte (L244a Veulen),
Os mo‰der zâltte de gezâlte bòtter nog s mit twieë zâltdieële zalt, zodat die nie mer te aete was van zaltighejd
zâlte (L244a Veulen)
|
inzouten || zouten
III-2-3
|