| 20537 |
roosteren |
roosteren:
rø͂ͅstərə (L244a Veulen)
|
roosteren
III-2-3
|
| 20846 |
rozijn |
pruimpje:
pruumkes (L244a Veulen),
rozijn:
rezien (L244a Veulen)
|
rozijn, gedroogde druif met pit || verzamelnaam voor krenten en rozijnen
III-2-3
|
| 20851 |
rozijnenbrood |
krentenweg:
kreentewég (L244a Veulen),
pruimpjesweg:
enne bòttrám van pruumkesweg
pruumkesweg (L244a Veulen),
rozijnenweg:
rezieneweg (L244a Veulen)
|
krenten en/of rozijnenbrood || rozijnenbrood
III-2-3
|
| 33974 |
rugriem |
rugriem:
rugriem (P196p Veulen)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
| 22380 |
ruilen (als spel) |
mangelen:
Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.
maŋələ (P196p Veulen)
|
Mangelen. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
| 33750 |
ruin |
ruin:
ryn (L244a Veulen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
| 34024 |
rund |
rind:
rent (L244a Veulen)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
| 20666 |
rundvleessoep |
kermissoep:
kermessoep (L244a Veulen)
|
rundvleessoep met mergballetjes
III-2-3
|
| 17832 |
rusten |
rusten:
røjstə (P196p Veulen)
|
rusten [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
| 31714 |
schaaldeel |
schaaldeel:
sxāldiǝl (L244a Veulen)
|
Wanneer een boomstam in de lengte in een aantal delen wordt gezaagd, zijn het onderste en het bovenste deel aan één zijde met schors bedekt. Men noemt die beide delen de schaaldelen. Zie ook afb. 11. [N 50, 51a; L 42, 18; monogr.]
II-12
|