e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleinzoon enkel (du.): cf. VD D.-N. s.v. "Enkel"(kleinzoon, kleinkind)  eenkel (Vijlen), kleinzoon: gebruiken hiervoor meest Duitse of Hollandse woorden  klingzoon (Vijlen) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
klepel klepel: klê-pel (Vijlen) klepel [SGV (1914)] III-3-3
kleppen kleppen: klippe (Vijlen) Vóór de kerkdienst de kleinste klok luiden met korte slagen, anders gezegd: korte slagen geven met de kleinste klok [trumpe, kleppe, pimpe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babbele (Vijlen), kletsen: Van Dale: kletsen, 1. (minacht.) praten of met elkaar spreken als iets hinderlijks of vervelends; -2. met of onder elkaar babbelen, beuzelpraatjes houden, hetzij ongunstig (wauwelen) of in neutrale bet., gemoedelijk praten; - in ongunstige zin spreken (over), ongegronde dingen zeggen, kwebbelen; [3.] overbrengen, oververtellen, klikken; 4. roddelen, kwaadspreken; -5. onzin verkopen, bazelen.  kletsje (Vijlen) praten [SGV (1914)] || zwetsen [SGV (1914)] III-3-1
kletsen [zeveren] zeveren: zee-ve-re (Vijlen) zeveren [SGV (1914)] III-3-1
kletswijf klappei: klap-pŏŏi (Vijlen) klappei [SGV (1914)] III-3-1
klieven splijten: schpliete (Vijlen) klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)] III-1-2
klikspaan klatswijf: klatswief (Vijlen), verrader: verrŏner (Vijlen) heimelijk een overtreding of misdrijf aangeven [bij de overheid] [klikken, verklikken, paanderdragen, klikspanen] [N 90 (1982)] || klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)] III-3-1
klimop wintergroen: WLD  wingter greun (Vijlen) De altijdgroene heester die zich door middel van wortels aan de omringende voorwerpen hecht (klimop, veil, klim, ifte, eiloof, klimmerkruid, lier). [N 82 (1981)] III-4-3
klinknagel klinknagel: kleŋknāgǝl (Vijlen) Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.] II-11