e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mond mond: mond (Vijlen), mŏŏnk (Vijlen), mung (Vijlen), mónt (Vijlen) mond [SGV (1914)] || Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] || monden [SGV (1914)] III-1-1
mond (spotnamen) muil: mŏĕl (Vijlen) Mond. Houd je mond toch [DC 01 (1931)] III-1-1
mondvol slok: sjloek (Vijlen) de hoeveelheid vloeistof of voedsel die men in één keer in de mond kan nemen [mondvol, moffel] [N 91 (1982)] III-4-4
monnik monnik: Opm. i toonloos.  mun-nik (Vijlen) monnik [SGV (1914)] III-3-3
monstrans monstrans (lat.): monstrans (Vijlen, ... ) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || Een monstrans, een gouden of zilveren, meestal zonvormig vaatwerk waarin de H. Hostie ter aanbidding wordt uitgesteld. [N 96B (1989)] III-3-3
mooi, helder weer schoon weer: schun weer (Vijlen) mooi weer zijn, gezegd van het weer [weren] [N 81 (1980)] III-4-4
moordkruis dodenkruis: dōēdekruuts (Vijlen) Een veldkruis opgericht op de plaats waar iemand vermoord werd [mòòrd-kruus, zoenkruis?] . [N 96A (1989)] III-3-3
mopperen knoteren: knottere (Vijlen) zijn ontevredenheid kenbaar maken [mopperen, preutelen, bobbelen, foeteren, grutten, gruizen, grijzen, kijven, kekelen, mökkelen] [N 85 (1981)] III-1-4
morgengebed morgengebed: mörge-gebed (Vijlen), morgensgebed: murgesgebed (Vijlen) Het morgengebed, morgensgebed [merge-gebed, mergensgebed, mörge-gebed, mörreje-jebed?]. [N 96B (1989)] || morgengebed [SGV (1914)] III-3-3
morsen knoddelen: knoddele (Vijlen) Morsen: met vuiligheid knoeien (morsen, mozen, mossen, mosselen, plorren, meggelen, mekkelen). [N 84 (1981)] III-1-2