e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruige mest lange mest: laŋǝ [mest] (Vijlen) Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.] I-1
ruin ruin: ruŋ (Vijlen) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruisen van bladeren ritselen: WLD  ritselen (Vijlen), ruisen: roesje (Vijlen) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] || ruisen v bladeren III-4-3
ruiten in het kaartspel ruiten: roetenoas (Vijlen), oe"lang uitgesproken  roete (Vijlen) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
rukwind windstoot: wink stoet (Vijlen) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] III-4-4
rund rind: reŋk (Vijlen) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel oreit: hoereet (Vijlen) horzel [SGV (1914)] III-4-2
runderhorzellarve angelbeitel: angelbuttele (Vijlen), angelbuts: angelbusse (Vijlen, ... ), angelbussen (Vijlen, ... ) larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || paardenhorzel (eieren in de haren van paarden, larven in maag en darmen) [DC 18 (1950)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] || schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)] III-4-2
rups rups: roepsj (Vijlen, ... ) rups [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)] III-4-2
rusten resten: [sic]  reste (Vijlen) rusten [SGV (1914)] III-1-2