24373 |
schrijvertje |
schaatser:
sjaatser (Q208p Vijlen)
|
schrijvertje: Hoe noemt u in uw dialect het zilveren torretje dat in groepjes kringelende bewegingen maakt op het wateroppervlak? Het lijf van het insect ligt op het water waardoor de pootjes niet te zien zijn. [N100 (1997)]
III-4-2
|
22482 |
schrikkeljaar |
schrikkeljaar:
sjrikkeljoar (Q208p Vijlen)
|
schrikkeljaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
18871 |
schrikken |
schrikken:
sjrikke (Q208p Vijlen)
|
schrikken (geen context) [DC 38 (1964)]
III-1-4
|
19661 |
schrobben |
keren:
kère (Q208p Vijlen),
è van père
kère (Q208p Vijlen)
|
schrobben [DC 15 (1947)] || schrobben zonder water [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20489 |
schrokken |
vreten:
vrèete (Q208p Vijlen)
|
schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18844 |
schuchter |
bleu:
bleujje (Q208p Vijlen),
blŭŭ-e (Q208p Vijlen)
|
bang om de aandacht te trekken of zich te vertonen [blode, bedeesd, beschaamd, schuchter] [N 85 (1981)] || bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
32593 |
schudden met de riek |
slodder:
męs šprei̯ǝ es˱ ǝnǝ šlǫdǝr
šlǫdǝr (Q208p Vijlen),
slodderen:
šlǫdǝrǝ (Q208p Vijlen)
|
Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
33586 |
schudden van vruchten |
rammelen:
WLD
rammele (Q208p Vijlen)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
19565 |
schuier |
klederborstel:
kleͅi̯ərbø̄i̯əštəl (Q208p Vijlen)
|
stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
23385 |
schuifje van de biechtstoel |
schuif:
sjuuf (Q208p Vijlen)
|
Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)]
III-3-3
|