e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vijlen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uit (voetbal) uit: oet (Vijlen) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uitgieten uitschudden: oetsjudde (Vijlen) een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)] III-4-4
uithoren uitvissen: oetvissje (Vijlen) uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitschelden schelden: sjel-le (Vijlen), uitschelden: oetschelde (Vijlen) iemand smadelijke, honende woorden naar het hoofd werpen [uitkeken, uitjouwen, uitjuiwen, bellen, uitklappen, uitgodverren,uitschelden, uitsliepen [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitstalling van het allerheiligste uitstelling van het allerheiligste: oet sjtilling van allerhilligste (Vijlen) Uitstalling, uitstelling van het Allerheiligste [oessjtellóng van t allerhillieg-ste?]. [N 96B (1989)] III-3-3
uitstellen uitstellen: oetschtille (Vijlen) iets niet op het daarop vastgestelde tijdstip verrichten maar het naar een later tijdstip verschuiven [uitstellen, trekken, vertrekken, verstrekken, nazien] [N 85 (1981)] III-1-4
uitwerpselen stronts: sjtrongs (Vijlen) uitwerpselen [N 10c (1995)] III-1-1
uitwerpselen van het paard paardskeutelen: pętskø̄tǝlǝ (Vijlen) [A 9, 24b] I-9
uitwerpselen van koeien koeflat: kōflat (Vijlen) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitwijken uitwijken: oetwieke (Vijlen) met paard en kar van het midden van de weg naar rechts wijken (afzetten) [N 90 (1982)] III-3-1