| 20497 |
veelvraat |
vreter:
vrèter (Q208p Vijlen)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 24779 |
veerdelig tandzaad |
driedelig tandzaam:
dreej-delige
dreej-delige tandsoam (Q208p Vijlen)
|
Driedelig tandzaad (bidens tripartitus 10 tot 100 cm groot. De bladeren zijn tegenoverstaand, en meestal 3- (zelden 5-) delig; de bloemen staan in rechtopstaande hoofdjes, meestal zonder straalbloemen, groen of bruinachtig geel van kleur. De vruchten he [N 92 (1982)]
III-4-3
|
| 23659 |
veertigurengebed |
veertigurengebed:
vitzich oeregebed (Q208p Vijlen)
|
Het veertigurengebed: de drie dagen = veertig uur durende aanbidding van het uitgestelde Allerheiligste, gehouden b.v. tijdens de carnavalsdagen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 19431 |
vegen, keren |
vegen:
vêge (Q208p Vijlen)
|
vegen [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 34244 |
vel op gekookte melk |
roomlies:
rōmlis (Q208p Vijlen)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
| 20943 |
vel op melk |
roomlies:
roomlies (Q208p Vijlen)
|
velletje van melk [DC 39 (1965)]
III-2-3
|
| 21742 |
veldfles |
blik:
blèg (Q208p Vijlen)
|
een fles die men op mars meeneemt om er onderweg uit te kunnen drinken [veldfles, bobbelke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
| 23494 |
veldkruis |
veldkruis:
veldkruuts (Q208p Vijlen)
|
Een kruisbeeld in het veld, langs de openbare weg opgericht [veldkruis, devotiekruis?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwer:
louwer (Q208p Vijlen),
liewerk:
lie-e-werk (Q208p Vijlen),
veldleeuwer:
veldlauwer (Q208p Vijlen)
|
Hoe heet de veldleeuwerik? [DC 06 (1938)] || leeuwerik [SGV (1914)]
III-4-1
|
| 33505 |
veldsla |
veldsalade:
WLD
veldschlaat (Q208p Vijlen)
|
Veldsla; de onderste bladeren zijn spatel- of lepelvormig, de hogere langwerpig en spits, bloempjes zijn klein en bleekblauw (veldkrop, veldsla, muizenoortje, korensla, witmoes). [N 82 (1981)]
I-7
|