| 32842 |
veldstrengen |
kettens:
ketǝs (Q208p Vijlen),
klinken:
kleŋkǝ (Q208p Vijlen),
zeler:
zeldǝr (Q208p Vijlen)
|
De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.]
I-2
|
| 20660 |
venkel |
venkel:
finkel (Q208p Vijlen)
|
venkel [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 30317 |
vensterbank |
vensterbank:
venstǝrbaŋk (Q208p Vijlen)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
| 30336 |
vensterblinden |
binnenslagen:
benǝšlē̜x (Q208p Vijlen)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
| 30773 |
vensterglas |
ruit:
rūt (Q208p Vijlen)
|
Het voor glasruiten meest gebruikte materiaal. Vensterglas is leverbaar in drie diktes: enkeldik: 1,5 à 2 mm, dubbeldik: 3 à 4 mm en tripel 4 à 8 mm dik. [N 67, 89b; monogr.; Vld.]
II-9
|
| 30332 |
vensterluiken |
blinden:
bleŋǝ (Q208p Vijlen),
buitenslagen:
būtǝšlē̜x (Q208p Vijlen),
slagen:
šlē̜x (Q208p Vijlen
[(enkelvoud: šlāx)]
)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
| 25074 |
veranderen |
veranderen:
verengere (Q208p Vijlen)
|
anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
| 18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbinge (Q208p Vijlen)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 18940 |
verbruien |
verbruien:
verbruuje (Q208p Vijlen),
verprutsen:
verprutz (Q208p Vijlen)
|
er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 21388 |
verdacht |
verdacht:
verdag (Q208p Vijlen)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|