33153 |
haksel |
haksel:
hɛksǝl (Q208p Vijlen)
|
Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.]
I-4
|
17810 |
halen |
halen:
hoale (Q208p Vijlen)
|
halen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20343 |
half- of stiefbroer |
halfbroer:
hòfbroor (Q208p Vijlen),
stiefbroer:
sjteefbroor (Q208p Vijlen),
stefbroor (Q208p Vijlen)
|
half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20344 |
half- of stiefzuster |
halfzuster:
hòfzuster (Q208p Vijlen),
stiefzuster:
sjteefzuster (Q208p Vijlen),
steefzuster (Q208p Vijlen)
|
half- of stiefzuster [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
32987 |
halm, stengel van de graanplant |
halm:
halǝm (Q208p Vijlen),
spier:
špīr (Q208p Vijlen),
spit:
špit (Q208p Vijlen)
|
De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.]
I-4
|
17627 |
hals |
haus:
hoas (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen),
hōs (Q208p Vijlen),
hös (Q208p Vijlen)
|
hals [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)]
III-1-1
|
18255 |
halsketting |
kette (du.):
ing goo-we kette (Q208p Vijlen),
ketting:
ing goo-we ketting (Q208p Vijlen)
|
gouden [een - ketting] [SGV (1914)]
III-1-3
|
25225 |
halve maan, eerste kwartier |
jong licht:
jonk lieët (Q208p Vijlen),
nieuwe mond (du.):
neuje mond (Q208p Vijlen)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17659 |
hand |
hand:
hand (Q208p Vijlen),
hant (Q208p Vijlen),
heng (Q208p Vijlen),
hànt (Q208p Vijlen)
|
hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)]
III-1-1
|