| 24635 |
iep |
olm:
WLD
olm (Q208p Vijlen)
|
De iep; een snel groeiende boom die tot 18 m hoog kan worden me een brede kroon; vele iepen worden het slachtoffer van de iepziekte en verdwijnen snel (iep, olm) [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 17995 |
ijlen |
ijlen:
iele (Q208p Vijlen)
|
Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 25153 |
ijs (alg.) |
ijs:
ies (Q208p Vijlen, ...
Q208p Vijlen),
īēs (Q208p Vijlen)
|
ijs [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
| 22756 |
ijsbaan |
ijsbaan:
iesbaan (Q208p Vijlen),
roetsjbaan:
roetsjbaan (Q208p Vijlen)
|
Kinderen maken op de sneeuw of het ijs wel een gladde baan, door er telkens en achter elkaar overheen te glijden. Hoe noemt men deze baan in uw dialect? [DC 44 (1969)]
III-3-2
|
| 25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iezele (Q208p Vijlen)
|
ijzelen [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 32767 |
ijzeren eg |
ijzeren [eg]:
īzǝr [eg] (Q208p Vijlen)
|
De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ∆ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.]
I-2
|
| 32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q208p Vijlen),
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (Q208p Vijlen)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
| 21334 |
illustratie |
beeldje:
bildje (Q208p Vijlen),
illustratie (<fr.):
illustrasie (Q208p Vijlen)
|
een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke] [N 90 (1982)] || illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 18935 |
in alle haast |
gejaagd:
gejaagd (Q208p Vijlen)
|
in heel grote haast [hap, snap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20252 |
in verwachting zijn |
in verwachting:
i verwachting (Q208p Vijlen)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|