id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20309 | meisje | meidje: mètsjkə (Vliermaal) | meisje [ZND 11 (1925)] III-2-2 |
18580 | meisjeshemd | mdchenshemdje: metskeshimmeke (Vliermaal) | Meisjesondergoed, meisjeshemd [N 114 (2002)] III-1-3 |
18622 | meisjesmuts met afhangende strook | strikkenmuts: strikəmyts (Vliermaal) | meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)] III-1-3 |
18637 | meisjespantalon met kanten pijpen | pijpenbroek: pēͅpəbruk (Vliermaal) | meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)] III-1-3 |
34237 | melk | melk: mē̜lk (Vliermaal), męlǝk (Vliermaal), mɛ.lǝk (Vliermaal) | De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11 |
34095 | melkaders | melkaderen: męǝlǝkǭrǝ (Vliermaal) | De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11 |
34246 | melkafromer | melkmachine: mę.lǝkmǝšin (Vliermaal) | De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.] I-11 |
24808 | melkdistel | dauwdissel: doaddissel (Vliermaal), douwdijsel (Vliermaal), dauwdistel: doaddissel (Vliermaal), douwdijsel (Vliermaal) | [ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)] I-7, III-4-3 |
34226 | melken | melken: mɛ.lǝkǝ (Vliermaal) | Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.] I-11 |
33778 | melkgebit | veulenstanden: vyø̄.lǝstān (Vliermaal), vø̜i̯.lǝstān (Vliermaal) | Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a] I-9 |