e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwen sneeuwen: snōən (Vliermaal, ... ), ps. de e staat wat hoger geschreven.  snōͅe (Vliermaal, ... ), ps. omgespeld volgens Grootaers.  snōͅ (Vliermaal, ... ) sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: snauw (Vliermaal, ... ), snoͅu (Vliermaal, ... ), sneeuw  snauw (Vliermaal) sneeuw [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snijtand snijtand: snijtān (Vliermaal) snijtanden [ZND 07 (1924)] III-1-1
snijwonde gesneden (volt. deelw.): ich heb mich gəsnē (Vliermaal) snede (insnijding) in de vinger [ZND 06 (1924)] III-1-2
snoepen snoepen: snoepə (Vliermaal) snoepen [ZND 07 (1924)] III-2-3
snor moustache (fr.): moustoaïs (Vliermaal) Hij heeft nog geen snor (Fr. moustache). [ZND 07 (1924)] III-1-1
snotneus snotneus: wā ēͅin snotnoais (Vliermaal) Wat een snotneus! [ZND 07 (1924)] III-1-4
snottebel snotbel: snotbel (Vliermaal) Snottebel (snotkoek, koetneus). [N 109 (2001)] III-1-2
snotteren snuiten: NB: snutten = snuiten van de neus.  / (Vliermaal) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)] III-1-2
snuit snuit: laŋ snoait (Vliermaal), snoǝi̯t (Vliermaal) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)] I-12, III-1-1