e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spatader spatader: spatojər (Vliermaal) spatader (uitpuilende ader aan been, Fr. varice) [ZND 07 (1924)] III-1-2
speeksel speeksel: spiēksəl (Vliermaal), spuw: spauw (Vliermaal) speeksel [ZND 07 (1924)] III-1-1
speen van de koe deem: døm (Vliermaal) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Vliermaal, ... ), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  spek (Vliermaal) spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] III-2-3
spekhaak vleeshaak: vlēshyǝk (Vliermaal) De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.] II-1
speld spelde: spɛl (Vliermaal), spengel: speŋǝl (Vliermaal) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
speld waarmee men de darmen schoonmaakt haarspeld: huǝrspęl (Vliermaal) Een speld, meestal een haarspeld, vouwt men dubbel; de darm wordt tussen deze twee stukken geklemd en dan tussen beide stukken doorgetrokken, waardoor de mest eruit wordt geperst. De darm moet natuurlijk wel nog uitgekookt worden. [N 28, 118] II-1
spelden vastspangen: vāsspanǝ (Vliermaal) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
spelen (alg.) spelen: ich spēl, hiēͅ spē[i}lt, viēͅ spēlə (Vliermaal) Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)] III-3-2
spenen spenen: spiɛnǝ (Vliermaal) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9