24255 |
tochtig |
redig:
rīx (Q080p Vliermaal),
willig:
welǝx (Q080p Vliermaal)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
invaart:
i ̞nvuǝt (Q080p Vliermaal)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
19663 |
toilet |
huisje:
høskə (Q080p Vliermaal)
|
wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
17859 |
tollen |
draaien wie een dop:
dop = tol
drè wai enne dop (Q080p Vliermaal)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, tollen, kokkerellen, (rond)draaien) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
təma.tə (Q080p Vliermaal)
|
tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17727 |
tonen |
presenteren:
prézenti-ere (Q080p Vliermaal)
|
Tonen, laten zien (laten zien, tonen, togen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
18231 |
tong van een schoen |
tong:
tóng (Q080p Vliermaal)
|
Tong van de schoen. Een strookje leer tussen de kleppen van een schoen [tong, lipje] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
23159 |
touwtjespringen |
koordjespringen:
/
kuitsjespringen (Q080p Vliermaal)
|
touwtjespringen [SND (2006)]
III-3-2
|
17928 |
trant |
gang:
gank (Q080p Vliermaal)
|
Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19378 |
trap |
trap:
trap (Q080p Vliermaal, ...
Q080p Vliermaal)
|
trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|