e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

Gevonden: 2122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zitvlak van een broek kont: koͅnt (Vliermaal) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zo eenvoudig als ... zo simpel als het groot is: zoo simpel as t grout is (Vliermaal), zo simpel als twee en twee vier is: zoo simpel as twei en twei vier is (Vliermaal) Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)] III-1-4
zoethout kriskoekstek: kriskoeksteͅk (Vliermaal), krissiesapstek: krissapsteͅk (Vliermaal) zoethout [ZND 01u (1924)] III-2-3
zolder boven de dorsvloer oversprong: ø̄.vǝrspro.ŋk (Vliermaal) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zoldergat, opening in de koestalzolder hooikot: [hooi]kūt (Vliermaal), voederkot: vui̯ǝrkūt (Vliermaal) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer zolderkamertje: zoͅldərkø͂ͅmərkə (Vliermaal) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zomerkapmanteltje pelerine (<fr.): peͅldərin (Vliermaal) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3
zomerkleren zomerkleren: zomərklēr (Vliermaal) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse kleren `s zondagse kleren: sondəxsə klēr (Vliermaal), goede kleren: y(3)ui klēr (Vliermaal) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse schort zondagse voordoek: zondagse vork (Vliermaal) schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)] III-1-3