e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

Gevonden: 2122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flauwvallen van zijn sus vallen: van zènne sus (valle) (Vliermaal) Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] III-1-2
flikflooien fletsen: ook materiaal znd 23, 55  fletsen (Vliermaal), kruipen: ook materiaal znd 23, 55  kroapen (Vliermaal), mouwvegen: ook materiaal znd 23, 55  mauwviègen (Vliermaal) flikflooien [ZND 01 (1922)] III-1-4
fluim fluim: flaum (Vliermaal), fluim (Vliermaal) fluim [ZND 23 (1937)] III-1-2
fluimen uitspuwen fluimen: flaume (Vliermaal) Fluimen uitspuwen (tuffen, kwalsteren, klarken, kaatsjen). [N 109 (2001)] III-1-2
fluwelen broek zijden broek: ’n zaaie broek (Vliermaal) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fokmerrie veulensmeer: vø̄.lǝsmęr (Vliermaal) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug beggelzoog: bɛgǝlzō.x (Vliermaal) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
forsgebouwde koe straffe: strāfǝ (Vliermaal) [N 3A, 141a] I-11
franje franjel: frajngelen (Vliermaal), fronjel: Kwart op de kermis (paardemolen): flosj.  franzjel (Vliermaal) bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)] III-1-3
fronsen fronsen: frónse (Vliermaal) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)] III-1-1