e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

Gevonden: 2122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grof gebouwd struis: stroes (Vliermaal) Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof, zwaar). [N 106 (2001)] III-1-1
grof gebouwde vrouw fort: fort (Vliermaal) hoe heet een sterk gebouwde vrouw (soms: tes, tas, enz.) [ZND 05 (1924)] III-1-1
grof gedorst stro gebaarde schoof: gabǭdǝ [schoof] (Vliermaal) Het stro dat overblijft na het voordorsen. Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma. De benaming komt voor in enkele spreekwoorden over een schrale lente: als de zon op 2 februari, Maria Lichtmis, schijnt, moet de herder het grof gedorst stro bewaren, want hij zal zijn schapen moeten bijvoederen. Bij voorbeeld: in L 288: "Schijnt de zon met Lichtmis op de toren, scheper bewaar de oorden" of in L 294: "Lichtmis hel en klaor; sjieper bewaor dien oarte", of in L 322a en 330: "Sint Maria Leechmis de zon sjient op ''t altaor; sjeper neem dien horte waor." Zie voor de fonetische documenatie van het woord(deel) [schoof] het lemma ''garve'', ''gebonden schoof'' (4.6.4). [N 14, 16; JG 1a, 1b -gedeeltelijk-, 1d, 2c; monogr.] I-4
groflinnen beenwindsel windel: windelen (Vliermaal) windsels, groflinnen lappen of ~ die bij koud of nat weer en bij vuil werk met linten of knopen om de broekspijpen worden gebonden [slophooze, beenslette, beenwagge, gette, slikbagge] [N 24 (1964)] III-1-3
grond waarop de boerderij staat hoogte: høxtǝ (Vliermaal) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
grootmoeder grootmoeder: groutmōēdər (Vliermaal) grootmoeder [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootouders grootouders: groutaas (Vliermaal) grootouders [ZND 11 (1925)] III-2-2
grootvader grootvader: groutvoider (Vliermaal) grootvader [ZND 11 (1925)] III-2-2
grote lijster dikke lijster: dikke lèster (Vliermaal) grote lijster III-4-1
gulp van een broek barrire (fr.): brīr (Vliermaal) gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3