17547 |
grof gebouwd |
struis:
stroes (Q080p Vliermaal)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof, zwaar). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
17549 |
grof gebouwde vrouw |
fort:
fort (Q080p Vliermaal)
|
hoe heet een sterk gebouwde vrouw (soms: tes, tas, enz.) [ZND 05 (1924)]
III-1-1
|
33110 |
grof gedorst stro |
gebaarde schoof:
gabǭdǝ [schoof] (Q080p Vliermaal)
|
Het stro dat overblijft na het voordorsen. Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma. De benaming komt voor in enkele spreekwoorden over een schrale lente: als de zon op 2 februari, Maria Lichtmis, schijnt, moet de herder het grof gedorst stro bewaren, want hij zal zijn schapen moeten bijvoederen. Bij voorbeeld: in L 288: "Schijnt de zon met Lichtmis op de toren, scheper bewaar de oorden" of in L 294: "Lichtmis hel en klaor; sjieper bewaor dien oarte", of in L 322a en 330: "Sint Maria Leechmis de zon sjient op ''t altaor; sjeper neem dien horte waor." Zie voor de fonetische documenatie van het woord(deel) [schoof] het lemma ''garve'', ''gebonden schoof'' (4.6.4). [N 14, 16; JG 1a, 1b -gedeeltelijk-, 1d, 2c; monogr.]
I-4
|
18300 |
groflinnen beenwindsel |
windel:
windelen (Q080p Vliermaal)
|
windsels, groflinnen lappen of ~ die bij koud of nat weer en bij vuil werk met linten of knopen om de broekspijpen worden gebonden [slophooze, beenslette, beenwagge, gette, slikbagge] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33321 |
grond waarop de boerderij staat |
hoogte:
høxtǝ (Q080p Vliermaal)
|
Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.]
I-6
|
20346 |
grootmoeder |
grootmoeder:
groutmōēdər (Q080p Vliermaal)
|
grootmoeder [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
groutaas (Q080p Vliermaal)
|
grootouders [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
grootvader:
groutvoider (Q080p Vliermaal)
|
grootvader [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
24165 |
grote lijster |
dikke lijster:
dikke lèster (Q080p Vliermaal)
|
grote lijster
III-4-1
|
18541 |
gulp van een broek |
barrire (fr.):
brīr (Q080p Vliermaal)
|
gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|