e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vliermaal

Overzicht

Gevonden: 2122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huidschilfers schelletjes: sjèllekes (Vliermaal) Schilfers op de huid (pellen, schillen, schubben). [N 109 (2001)] III-1-2
huiduitslag uitslag: oatslog (Vliermaal) Huiduitslag: plaatselijke verandering van de huid in de vorm van vlekken, pukkeltjes, etc. (uitslag, pukkels, broebels). [N 107 (2001)] III-1-2
huisakker land: lant (Vliermaal), landerijen: landǝrē̜ (Vliermaal) Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.] I-8
huisjesslak karakol: karkol (Vliermaal) slak, huisjesslak [ZND 06 (1924)] III-4-2
huismus, mus mus: mus (gew.uitspr.) (Vliermaal) huismus III-4-1
huisweide bleekplak: blēkplāk (Vliermaal) I-7
hurken neerhurken: hie herktə neer (Vliermaal) hij hurkte neer [ZND 01u (1924)] III-1-2
ijsbaan sleurbaan: slö:rboain (Vliermaal) Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)] III-3-2
ijsmuts alpintje (<fr.): alpĕngkə (Vliermaal), poldermuts: poͅldərmuts (Vliermaal) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijsnagels ijsnagelen: ē̜.snø̜̄.gǝl (Vliermaal) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11