19621 |
kouter |
kouter:
kō.tǝr (Q080p Vliermaal)
|
Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.]
I-1
|
17562 |
kraakbeen |
knots:
knots (Q080p Vliermaal)
|
kraakbeen (zacht been; Fr. cartillage) [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krǭǝn (Q080p Vliermaal)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kraanvogel:
kroainvø̄gəl (Q080p Vliermaal)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
kretsen:
kretse (Q080p Vliermaal),
schrabben:
šrabǝ (Q080p Vliermaal)
|
Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.] || Zijn hoofd krabben tegen de jeuk (dabben, kretsen, kratsen). [N 109 (2001)]
II-1, III-1-2
|
25404 |
krabber |
bezem:
bęsǝm (Q080p Vliermaal)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
18372 |
krakende schoen |
gepinde schoen:
gepinde schoenen (Q080p Vliermaal)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18224 |
kreukel |
kronkel:
krunkel (Q080p Vliermaal)
|
Kreukel. Ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, fronsel, valse plooi, kneuker, freutel] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krebǝbē̜ǝ.tǝr (Q080p Vliermaal)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
17861 |
krioelen |
krioelen:
krioele (Q080p Vliermaal)
|
Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (krioelen, kriemelen, wriemelen, friemelen, wemelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|