33873 |
drachtige merrie |
vol:
vǫ.l (Q075p Vliermaalroot)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reͅŋ (Q075p Vliermaalroot),
schuur:
skyər (Q075p Vliermaalroot)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33848 |
draven |
draven:
drǭvǝ (Q075p Vliermaalroot)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
22655 |
drijftol |
kokkernol:
koekernol (Q075p Vliermaalroot)
|
Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
dręŋkbak (Q075p Vliermaalroot)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
19574 |
drinkglas |
pint:
pi̞.nt (Q075p Vliermaalroot)
|
drinkglas [RND]
III-2-1
|
25128 |
droog weer |
droog:
drujch (Q075p Vliermaalroot),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
dreug (Q075p Vliermaalroot)
|
droog [DC 45 (1970)], [RND]
III-4-4
|
34156 |
droogstaan |
droogstaan:
(de koe) stø drøu̯x (Q075p Vliermaalroot)
|
Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b]
I-11
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
en dooef (Q075p Vliermaalroot),
Pl. [dàu.ven]
dàuf (Q075p Vliermaalroot)
|
duif [GTRP (1980-1995)] || Duif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duifhuis:
dǭ.vǝrs (Q075p Vliermaalroot),
duivers:
dōͅ.vərs (Q075p Vliermaalroot)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|