33582 |
ringen, randen verwijderen van peulvruchten |
schoonmaken:
šoͅu̯nmōͅ.kə (Q075p Vliermaalroot)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
26494 |
ringhout |
ring:
ręŋk (Q075p Vliermaalroot)
|
Het ronde hout waarop de steenkuip staat. Zie ook afb. 81. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 19b; Sche 49; Vds 145; Jan 152; Coe 133; Grof 154; A 42A, 36 add.; N D, 33 add.]
II-3
|
26615 |
ringmeel |
randmeel:
raŋk[meel] (Q075p Vliermaalroot)
|
Meel dat rondom de ligger in de steenkuip gevallen is. In l 288b verstond men onder ringmeel het meel dat rondom de stenen zat. Wanneer de stenen pas gescherpt waren en de molen opengebroken was geweest, gooide men er ringmeel over alvorens met malen te beginnen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømeelŋ het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 37e; Vds 161; Jan 166; Coe 151; Grof 179; A 42, add.; A 42A, 48 add.]
II-3
|
33231 |
rode biet |
rode biet:
rōi̯ bē̜t (Q075p Vliermaalroot)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20886 |
rode bieten |
ropen:
ropen (Q075p Vliermaalroot)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
24405 |
rode bosmier |
bosmoemet:
bosmoemijt (Q075p Vliermaalroot),
muurzeiker:
moerzeker (Q075p Vliermaalroot)
|
mier, grote donkere [DC 43 (1968)] || mier, kleine rode — [DC 43 (1968)]
III-4-2
|
20655 |
rode kool |
rode kabuis:
rooie kaboise (Q075p Vliermaalroot),
rode kool:
roͅi køͅyl (Q075p Vliermaalroot)
|
Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)]
I-7
|
34557 |
roep- en lokwoord voor de kalkoen |
troep, troep, troep:
trup, trup, trup (Q075p Vliermaalroot)
|
Men kan de kalkoen roepen door het geluid van hen na te bootsen. Omdat ze vaak grootgebracht worden samen met de kippen, worden ze ook wel (L 191 (Afferden), 245b (Tienray), Q 2 (Hasselt), 192 (Margraten), 195 Sint-Geertruid)) gelokt met roepwoorden voor kippen. Een andere mogelijkheid tot lokken is dat men fluit of een bepaald keelgeluid (L 360 (Bree)) maakt. [L 47, 9C; A 6, 4]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
tsjiep, tjsiep, tsjiep:
tšøp, tšøp, tšøp (Q075p Vliermaalroot)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (Q075p Vliermaalroot)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|