24218 |
nestverlater |
vlug:
vlech (Q171p Vlijtingen),
vleg (Q171p Vlijtingen)
|
jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)] || op het punt staan om het nest te verlaten, gezegd van jonge volgels (vlug) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20482 |
nicht |
nicht:
nich (Q171p Vlijtingen),
nĭĕch (Q171p Vlijtingen)
|
nicht [ZND 11 (1925)] || nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
mē.ntǝx (Q171p Vlijtingen)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
24716 |
niet gedijen |
treuren:
± WLD
triere (Q171p Vlijtingen)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18220 |
niet passen |
niet mikken:
nej mikke (Q171p Vlijtingen)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20167 |
niet zindelijk |
in zijn broekje doen:
in ze briekske duue (Q171p Vlijtingen)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
nuits (Q171p Vlijtingen)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
gaper:
goaper (Q171p Vlijtingen)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21348 |
nors |
onbeschoft:
onbesjufd (Q171p Vlijtingen)
|
onvriendelijk, stuurs, nors, bars [aling, strak, grenniog, stom, bars, stuurs, nors, zuur] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21122 |
noten afslaan |
noten afhouwen:
nweuten oafhawen (Q171p Vlijtingen),
slaan:
± WLD = slaan
slweu (Q171p Vlijtingen)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)] || Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
III-2-3
|