e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijkdom fortuin: fortøͅyn (Vlijtingen), rijkdom: regdom (Vlijtingen) rijkdom [RND] III-3-1
rijksveldwachter bode: bōōï (Vlijtingen) Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] III-3-1
rijp rijp: réép (Vlijtingen) rijp [RND] III-2-3
rijshout, bonenstaak erwtenrijs: ēͅrtərē.zər (Vlijtingen) Erwtenrijzers, twijgen waartegen bepaalde erwten groeien [Goossens 1b (1960)] I-7
rijstebrij rijstpap: reespap (Vlijtingen) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] III-2-3
rijzadel rijzadel: ręi̯zǭi̯ǝl (Vlijtingen) Zadel dat gebruikt wordt bij het berijden van een paard. [JG 1a, 1b] I-10
rijzen, uit de aren vallen rijzen: ręi̯zǝ(n) (Vlijtingen) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
ring ring: neReengk (Vlijtingen) ring [GTP] III-1-3
ringen ringen: reŋǝ (Vlijtingen) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12
ringen, randen verwijderen van peulvruchten schoonmaken: šōnmōͅ.kə (Vlijtingen) [Goossens 1b (1960)] I-7