17669 |
ringvinger |
ringvinger:
reenkveenger (Q171p Vlijtingen)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
sint-catharina:
Sinte-Katrien (Q171p Vlijtingen)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24647 |
robinia |
acacia:
± WLD
acacia (Q171p Vlijtingen),
driedorentjeshout:
accasia
driedorentjes hout (Q171p Vlijtingen)
|
acacia [N 92 (1982)] || De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33478 |
rode aalbes |
kroezelen:
± WLD De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer). = stekelbezien
kroosele (Q171p Vlijtingen),
rode wiemelen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
rooi wiemele (Q171p Vlijtingen),
wiemelen:
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
wiemele (Q171p Vlijtingen)
|
aalbes [N 82 (1981)] || rode aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33257 |
rode klaver |
tamme klee:
tǭmǝ [klee] (Q171p Vlijtingen)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
rood muus (Q171p Vlijtingen),
rōt mys (Q171p Vlijtingen)
|
Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)]
I-7
|
21362 |
roepen |
keken:
kééke (Q171p Vlijtingen)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22122 |
roepen van de duiven |
roeken:
roeke (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25088 |
roest |
roest:
rūūs (Q171p Vlijtingen)
|
roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19441 |
roestplek |
ijzermaal:
eezermoal (Q171p Vlijtingen)
|
roestplek [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|