e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scrotum buidel: bęi̯ǝl (Vlijtingen) Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b] I-11
seksen sekken: sɛkǝ (Vlijtingen) Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b] I-12
selderij selderij: seͅldəreͅi (Vlijtingen), ± WLD (sjaelderij ? - moeilijk leesbaar)  sjalderij (Vlijtingen) [Goossens 1b (1960)]Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
sering meibloem: 2x  meibloem (Vlijtingen, ... ), Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022  meibloem (Vlijtingen), meiblomme (Vlijtingen), ± WLD additie bij vraag 111: jammer dat U niet sering (syringa) gekozen hebt, de naam verandert bijna van dorp tot dorp. In Vlijtingen wordt het meiblom  meiblom (Vlijtingen, ... ) [N 82 (1981)]sering [N 82 (1981)] || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)] I-7, III-4-3
servituut vaart: ’n voāt (Vlijtingen) Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)] III-3-1
sikkel zikkel: zī.kǝl (Vlijtingen) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
singel passant: pǝsānt (Vlijtingen), singel: seŋǝl (Vlijtingen), stoot: stōt (Vlijtingen) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
sint-maarten sint-maarten: sint mjatten (Vlijtingen) Sint-Maarten. [ZND 38 (1942)] III-3-2
sjalot sjalot: ± WLD  sjalot (Vlijtingen), sjarlot: šərloͅtə (Vlijtingen) Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] || sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sjees sjees: šēs (Vlijtingen) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13