33657 |
grenssteen, grenspaal |
reensteen:
rē.stēǝ (Q171p Vlijtingen)
|
De steen of paal die de grens tussen akkers aangeeft. Langs de grenzen van landerijen worden meest op de hoeken, maar ook op verschillende plaatsen elders dergelijke dikke stenen of palen geplaatst als grensmerkteken. [N 11, 9; JG 1b, 1c, 2c; L 35, 87; L 41, 24; monogr.]
I-8
|
21495 |
griffel |
griffel:
’n griffel (Q171p Vlijtingen),
touche (fr.):
tuss (Q171p Vlijtingen),
’n touch (Q171p Vlijtingen)
|
De stift, waarmee op die lei wordt geschreven. [ZND 37 (1941)] || een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18880 |
grijnzen |
grijnzen:
greensə (Q171p Vlijtingen)
|
spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21220 |
grindweg |
kiezelweg:
kiezelweig (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe heet een weg die daarmee [steengruis (kleine stukjes steen)] bedekt is ? [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
24933 |
grindx |
kiezel:
kiezel (Q171p Vlijtingen)
|
grind [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
17541 |
groeien |
groter worden:
groter worden (Q171p Vlijtingen),
wassen:
wassen (Q171p Vlijtingen),
wasǝ (Q171p Vlijtingen)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)]
I-4, III-1-1
|
24715 |
groeien, wassen |
wassen:
± WLD
wasse (Q171p Vlijtingen)
|
Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20778 |
groente |
groente:
± WLD
griente (Q171p Vlijtingen),
groenten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 01 (a-m)
grienten (Q171p Vlijtingen)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)] || groenten [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
33503 |
groente, algemeen |
groente:
± WLD
griente (Q171p Vlijtingen)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|
21328 |
groentevrouw |
groentewijf:
grienteweef (Q171p Vlijtingen)
|
groentenvrouw [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|