e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

Gevonden: 1960
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiem kiem: ± WLD  kiem (Vlijtingen) De in het rijpe zaad ingesloten aanleg tot een nieuwe plant (kiem, scheut). [N 82 (1981)] III-4-3
kiemen uitkomen: ± WLD  oetkwomme (Vlijtingen) Uitkomen, gezegd van zaden (kesemen, kersten, kenen). [N 82 (1981)] III-4-3
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen kiemen: kīmǝ (Vlijtingen  [(minder gebruikelijk dan kijnen)]  ), kijnen: kɛ̄nǝ (Vlijtingen) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kien! kien: kin (Vlijtingen) Wat roept de speler als hij een rijtje bezet heeft? [katern, hammeke, kien]. [N 88 (1982)] III-3-2
kienen kienen: kinne (Vlijtingen), kinnen (Vlijtingen), mensen: mense (Vlijtingen) Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)] || Het spel waarbij de spelers elk één of meer kaarten hebben met daarop een aantal cijfers tussen 1 en 90. Die cijfers moeten opgevuld worden; ze worden willekeurig opgeroepen; winnaar is degene die het eerst een rij vol heeft [kienen, lotto, kienspel]. [N 88 (1982)] III-3-2
kieskauwen keveren: kievərə (Vlijtingen) zonder eetlust eten; Hoe noemt U: Traag en zonder eetlust eten (pieliën) [N 80 (1980)] III-2-3
kieskauwer keverbek: kĭĕverbék (Vlijtingen) lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] III-2-3
kietelen kietelen: kietele (Vlijtingen), krevelen: krievele (Vlijtingen) Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)] III-1-2
kieuwen (wbd) keken: kééke (Vlijtingen) uit de verte roepen [kieuwen] [N 87 (1981)] III-3-1
kiezen uitzoeken: ootkiezə (Vlijtingen) een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)] III-1-4