e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

Gevonden: 1960
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lauw weer lauw (weer): láw (Vlijtingen), lui (weer): lijj (Vlijtingen) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
leeg, niets bevattend leeg: ljég (Vlijtingen) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
leervlucht leervlucht: leervlech (Vlijtingen) Hoe zegt men / hoe noemt men in Uw dialect: een georganiseerde vlucht om jonge duiven te leren [N 93 (1983)] III-3-2
leeuw leeuw: ne leeh(w) (Vlijtingen) leeuw [GTRP (1980-1995)] III-3-2
leeuwenbek leeuwenmuiltje: in tuinen  leeuwemuilkes (Vlijtingen), schaapsmuiltje: schaapsmuil / in t wild  schoapsmuilkes (Vlijtingen) Leeuwenbekje (antirrhinum majus). De onderste bladeren staan bijna altijd kruisgewijs, de bovenste verspreid. Grote (ruim 3 cm), verschillend gekleurde bloemen met korte, brede kelkbladeren. De bloemen staan in trossen aan de stengeltoppen (kalfssnuit, kn [N 92 (1982)] III-4-3
lei lei: ’n lei (Vlijtingen) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leiden met de koe naar de stier gaan: mɛt dǝ ku nār dǝ stīr gān (Vlijtingen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak schaliën dak: sxǭliǝn dǭk (Vlijtingen) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
lekkerbek lekkerbek: geuje prīēver (Vlijtingen), lekkerbek (Vlijtingen) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lendenen en kuil hoop: wuǫp (Vlijtingen) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9