18148 |
manken |
hinken:
heenkə (Q171p Vlijtingen)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17984 |
mankeren |
mankeren:
mankere (Q171p Vlijtingen)
|
Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34051 |
mannelijk kalf |
durenkalf:
dīrǝ[kalf] (Q171p Vlijtingen)
|
[N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.]
I-11
|
34393 |
mannelijk schaap |
bok:
bok (Q171p Vlijtingen)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
duifhoorn:
dufhwon (Q171p Vlijtingen),
hoorn:
hwon (Q171p Vlijtingen),
wò.n (Q171p Vlijtingen),
of hoorn? (c) in bijv. I.3 sub slijpbus// of in afl. pluimvee
wōn (Q171p Vlijtingen)
|
Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Hoe heet de mannelijke duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24204 |
mannelijke eend |
haan:
hān (Q171p Vlijtingen),
hōǝn (Q171p Vlijtingen)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]
I-12
|
24206 |
mannelijke gans |
haan:
hōǝn (Q171p Vlijtingen)
|
[A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34446 |
mannelijke geit |
bok:
buk (Q171p Vlijtingen),
geitenbok:
gē.tǝbok (Q171p Vlijtingen)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19960 |
mannelijke hond, reu |
mannetje:
mɛntšə (Q171p Vlijtingen)
|
reu [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24456 |
mannelijke meikever |
mannetje:
WLD
(menneke) (Q171p Vlijtingen)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)]
III-4-2
|